Eens gekozen, altijd gekozen; De meeste scholieren volgen het schooltype dat de Cito-toets uitwijst
Verschenen in: NRC Next 24 febr. 2011, Wetenschap, p.9.
Vooral mavo-scholieren stromen door naar een hogere middelbare schoolopleiding. Sociologe Nicole Tieben onderzocht deze groep doorstromers.
Het gaat op voor de overgrote meerderheid van de leerlingen in het Nederlands middelbaar onderwijs: eens gekozen, altijd gekozen. Op Cito-toets volgt schoolkeuze, en op schoolkeuze volgt de school afmaken. Tussen 1927 en 1998 doorliep 85 procent van de middelbare scholieren een dergelijk stabiel traject. De overige 15 procent wisselde van schooltype.
Die schoolwisselaars met hun ongewone schoolloopbanen onderzocht socioloog Nicole Tieben in een recent artikel in de European Sociological Review, dat de hele periode van 1927 tot 1998 beslaat. De meeste stijgers, zo bleek, waren te vinden onder leerlingen die aanvankelijk voor een opleiding op mavo-niveau kozen (het huidige vmbo). De meeste dalers waren er onder vwo’ers, hbs’ers en gymnasiasten.
De Nijmeegse onderzoekster van Duitse herkomst, die inmiddels werkzaam is aan de Universiteit van Mannheim, analyseerde meer dan zesduizend onderwijscarrières.
Juist de kinderen van lager opgeleiden hebben geprofiteerd van de overstapmogelijkheden die het gevolg zijn van de Mammoetwet, schrijft Tieben. Zij zocht lang naar effecten van deze in 1968 ingevoerde onderwijshervorming, de grootste ooit in Nederland. ,,Scholieren stroomden door het bestaan van scholengemeenschappen gemakkelijker door na het afronden van mavo of havo”, zegt Tieben. ,,Kinderen volgden vroeger over het algemeen een vergelijkbare opleiding als hun ouders. Dat is door de Mammoetwet veranderd.”
Het meest mobiel waren de mavo-leerlingen. 15 procent van de scholieren die tussen 1927 en 1998 instroomden op mavo-niveau deed na het eindexamen de bovenbouw op havo-niveau. Van de havo-scholieren stroomde 8 procent door naar het vwo, maar ook deed bijna 9 procent van de havo-scholieren een stap terug naar mavo of lager. De vwo-scholieren blijken het meest (neerwaarts) mobiel: 11 procent deed een stapje terug naar een van de lagere niveaus.
Waarom dalen de vwo’ers het vaakst? Dat heeft een logische verklaring. Vanaf het vwo kun je nu eenmaal alleen maar dalen, want dat is het hoogste schooltype. Tieben: ,,Dat kinderen van hoger opgeleiden vaker dalen, komt doordat zij over het algemeen op de moeilijker, want ambitieuzere scholen zitten.” Tieben wijt de daling aan te hoge inschaling en de onvoldoende prestaties van de betreffende scholieren. Uiteindelijk, schrijft Tieben, zijn de prestaties van het kind de drijvende kracht achter de routes door het Nederlandse schoolsysteem.
De historische reeksen laten zien dat er weinig rek is aan de top. Het aandeel leerlingen op vwo-niveau blijft over een periode van zeventig jaar vrijwel gelijk. Tussen 1991 en 1998 gaat nog steeds 16 procent van de scholieren naar het vwo en dat is gelijk aan het gemiddelde percentage hbs-, gymnasium- en vwo-gangers over de gehele periode tussen 1927 en 1998. Deze stagnerende opwaartse mobiliteit sluit aan bij de bevindingen in het jongste Sociaal en Cultureel Rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Evenaring van het ouderlijk niveau is voor kinderen van hoger opgeleide ouders geen uitgemaakte zaak. Juist kinderen van lager opgeleiden profiteerden van de Mammoetwet.
Ellie Smolenaars, onderzoek van Nicole Tieben, gepubliceerd: NRC NEXT, 24 febr. p. 9.
—————————————-
En in: NRC, Wetenschap, p.13 verscheen het nieuwsbericht:
Meer schoolwissel na Mammoetwet
Na de invoering van de Mammoetwet in 1968 zijn Nederlandse scholieren vaker van schooltype gaan wisselen. Vóór deze invoering van de schooltypen mavo, havo en vwo wisselde gemiddeld nog geen 10 procent van schooltype; erna werd dat ruim 15 procent. Eind jaren negentig vlakt de mobiliteit weer af. Dat blijkt uit onderzoek over de periode 1927-1998 dat socioloog Nicole Tieben beschrijft in European Sociological Review. Ze bekeek ruim 6.000 onderwijscarrières.
Juist kinderen van lager opgeleiden hebben geprofiteerd van de overstapmogelijkheden na de Mammoetwet: die stroomden na mavo of havo vaker door naar een hoger schooltype. Daarvoor volgden kinderen vaak een vergelijkbare opleiding als hun ouders.
Opvallend is dat het aandeel leerlingen op vwo-niveau zeventig jaar lang vrijwel gelijk is gebleven. In de jaren negentig gaat nog steeds 16 procent van de scholieren naar het vwo, evenveel als het gemiddeld percentage hbs’ers, vwo’ers en gymnasiasten over de hele periode 1927-1998. Deze stagnatie sluit aan bij de bevindingen in het jongste Sociaal en Cultureel Rapport. Evenaring van het ouderlijk niveau is voor kinderen van hogeropgeleide ouders geen uitgemaakte zaak meer.
Bron: NRC 24 febr. 2011 / Wetenschap: p.13.