Wie is wij? De wij-vraag zet klassiek-sociologische thema’s op de agenda. Wat bindt ons, mensen? Hebben we een gemeenschappelijke identiteit? Vormen 7 miljard individuen een wereldsamenleving? En kan er een ‘99%-wij’ zijn, zoals in ‘We are the 99%‘? Twee sociologen – Kees Schuyt en Mark Elchardus – vroeg ik naar het ‘wij’ en naar het ‘ik’ in de samenleving. In deze blogpost reageert Kees Schuyt: ‘Het gemeenschapswij kan geen hele samenleving omvatten, zo het al ooit bestond.’ kees-schuyt

Antwoord 1: ‘Wij’ omvat niet de gehele samenleving.

‘Onderzoek jezelf, begin bij de samenleving’, schrijft Kees Schuyt. Dat is een weinig gekozen strategie. Burgers van een moderne samenleving beginnen meestal met ik-vragen: Wie ben ik? Waar sta ik? Terwijl burgers in pre-moderne samenlevingen neigden naar de wij-vragen: Wie zijn wij? en Waar horen wij bij?  Socioloog en lid van de Raad van State Schuyt analyseerde het gebruik van het woordje ‘wij’ in de essaybundel ‘Over het recht om ‘wij’ te zeggen’ (Amsterdam University Press 2009) En met ‘wij’ doelt Schuyt niet op het koninklijk meervoud, maar op het maatschappelijk meervoud, de pluralis societatis.

Het woordje ‘wij’ schept banden en verbroedert, het is de retorische lijm van de samenleving, aldus Schuyt. Maar onze huidige cultuur is ambivalent. Er is een steeds grotere distinctiedrang uit angst onze individualiteit te verliezen. En tegelijkertijd is er angst voor fragmentatie en het losser worden van bindingen. Wilders verpersoonlijkt deze ambivalentie. Hij eist het individuele recht op om altijd ‘wij’ te zeggen. Schuyt is kritisch over dit ‘wij’. Niet zelden, waarschuwt hij, dreigt het ‘wij’ het ‘ik’ te vermorzelen.

Het gemeenschapswij is niet meer Kees Schuyt: ‘De titel van het essay ‘Over het Recht om wij te zeggen’ is ontleend aan de jaren zestig en wordt nu enigszins polemisch ingezet tegen de zogenaamde ‘volks’- vertegenwoordigers die hardop zeggen dat ze de mening van het volk weergeven, maar in feite hun eigen vrije, maar in feite toch “beperkte” en eenzijdige meningen uiten als ware zij de stem van het volk. Het gemeenschapswij wordt beschreven in wat ik noem het ‘aanwezigheidswij’, dat gebaseerd is op gemeenschappelijke ervaringen en activiteiten. Dit aanwezigheidswij staat tegenover het ‘afwezigheidswij’ dat veel retorische en zelfs demagogische kanten heeft. In een samenleving die zeer pluralistisch geworden is, daarnaast nog heterogeen, individualistisch, in hoge mate gedifferentieerd en internationaal in plaats van nationaal georiënteerd, is de binding tussen alle burgers inderdaad juridisch van aard. Daar moeten we het mee doen en daar moeten we ook verdomd zuinig op zijn. Het gemeenschapswij kan geen hele samenleving meer omvatten, zo ze dit al ooit gedaan heeft.’  (wordt vervolgd)

Kees Schuyt is lid van de Raad van State en emeritus hoogleraar Sociologie aan de Universiteit van Amsterdam. In 2009 verscheen ‘Over het recht om wij te zeggen – Groepstegenstellingen en de democratische gemeenschap’ (Amsterdam: AUP). In 2010 verscheen de biografie ‘Het spoor terug – J.B. Charles/ W.H: Nagel 1910-1983. (Balans)