Gepubliceerd in Sociologie Magazine (toen nog Facta), jrg. 16, nr. 4 dec. 2008, met dank aan Laura Vegter en Sue-Yen Tjong Tjin Tai.
Burgers lijken doelloos mee te deinen op de golven der globalisering. Waar zijn de idealisten, de wereldverbeteraars? De samenleving verandert niet door een debat onder publieke intellectuelen. Betrokkenheid bij de samenleving is effectiever en persoonlijker dan ooit en bruist ondergronds. Een pleidooi voor een ontnuchterd DoeHetZelf-engagement.
‘Ik ben Spinoza!’ riep de Oostenrijkse schrijver Robert Menasse uit tijdens een lezingenserie in Frankfurt in 2005. Menasse (1954) woont in Amsterdam en Wenen. Menasse stamt uit een joodse familie, op tijd gevlucht uit Amsterdam. Maar waarom is Menasse Spinoza, of beter, wil hij Spinoza zijn? Uit noodverweer, antwoordt hij. Om een houding voor te leven die uit rationaliteit bestaat en die staat voor de waarheid, de ethiek van het handelen, de vrijheid en het maatschappelijk verstand.Dat alles mist Menasse in de huidige maatschappij. En het interessante is dat hij een brug lijkt te slaan. Een brug tussen de nostalgie van het grootse en meeslepende engagement, en de actualiteit waarin mensen zich alleen maar schikken naar de eisen van de globalisering. De zachte revolutie van het kapitaal, noemt Menasse die globalisering.
Zijn lezingen las ik aanvankelijk met groeiend enthousiasme. Menasse ventileert de onmacht die we voelen, is oprecht kwaad over de passiviteit en lafheid om hem heen, raakt kortom tijdsgevoelige snaren. De zalen in Frankfurt zaten dan ook vol. Toch knaagt de nostalgie naar de jaren zestig en zeventig aan de poten van zijn katheder. Ik proef in zijn pleidooi een verlangen naar de grote publieke intellectuelen. Mist hij daardoor aansluiting met de generaties na hem? In zijn Frankfurter lezingen ziet hij het pragmatisch engagement over het hoofd, een engagement dat je doet, dat teruggrijpt op de jaren tachtig en dat ik terugzie bij studenten van nu. Een engagement dat je pas proeft, wanneer je afstand neemt van een op de jaren zestig en ervoor geënt engagementsbegrip.
KLASSIEK ENGAGEMENT OVER DE DATUM
Het klassiek engagement – ik volg de argumentatielijn van Menasse in zijn lezingen Die Welt, in der ich schreibe en Die unbeschriebene Welt – streeft naar groei van verstand in vrijheid, daar wordt de wereld beter van. Het was het engagement uit de verlichting, met de citoyen, later de publieke intellectueel, en ging uit van het verlichte mensbeeld. Het maatschappelijk geheel zou van een menselijk ontwerp zijn, waarbij iedereen een gemeenschappelijke behoefte had en erkende. Er was sprake van één trend, één ontwikkeling. Wanneer dit mensbeeld, zegt Menasse, niet meer bestaat, dan kan het niet anders dan dat ook het klassieke engagement-begrip over de datum is. Tot zover eens.
Maar dan, betreurt de cultuurcriticus Menasse, is er het gebrek aan alternatieven. Er heerst: globalisering, aanpassing en het gesloten wereldbeeld van onze cultuur. Hebben we ons bevrijd uit handen van twee tirannen, stalinisme en fascisme, om ons te werpen in de armen van de globalisering? Die bevrijding verdient een dikke onvoldoende, want mensen leven met een vanzelfsprekendheid alsof het een onvermijdelijk noodlot betreft. ‘Als het gaat om engagement leven we in de middeleeuwen, maar dan met stopcontact en mobiele telefoons’, zegt Menasse. Zijn oplossing: gewoon weer opnieuw beginnen, bij Spinoza, en kritisch en rationeel denken.
De nieuwe-telefoon-moraal
Menasse beroert de snaar van ontevredenheid en onmacht. Het is ook de ontevredenheid die de Nederlandse politiek doet koken, met de Nee-stemmers van de SP, Fortuyns LPF en Trots op Nederland. In Oostenrijk met de opkomst van nationalistisch rechts. Intussen groeide de economie, mensen pasten zich aan, de arbeidsproductiviteit is hoog, maar de onzekerheid ook. Met de kredietcrisis toont zich het domino-effect van globalisering en is de vraag: blijft de welvaart? En is die welvaart wel goed verdeeld? Het Sociaal en Cultureel Planbureau schreef in 2004 dat veel Nederlanders zelf gelukkig zijn, maar niet met de samenleving. Het onbehagen lijkt met elk nieuw telefonieproduct te groeien. Logisch, zegt Menasse, de toekomst van de moraal ligt ook niet in de nieuwste telefoon.
Hadden wij dat niet al lang gezegd? Klinkt nu een serie stemmen. Wij, dat zijn de zij die de jaren zestig en zeventig nog bewust meemaakten. Trefwoorden: Maagdenhuis, Parijs 1968. Menigeen hield en houdt deze glorietijden in het actievoerderschap voor wanneer jongeren van nu
vervlakking en gebrek aan idealen worden verweten. Gesomberd wordt dan over het gehalte aan publieke intellectuelen en de ontvangst door de media van intellectuele gedachten. Om niet te spreken van gebrekkige concentratie van sms-ende studenten achterin overvolle collegezalen. Maar na de hemelbestormende jaren zestig, is onze samenleving verdeelder, individualistischer en vervuilder dan ooit. Ik chargeer, maar als jarentachtigstudent voel ik mee met de student van nu en neem ik juist ook ander engagement waar, van het type ‘ontnuchterd engagement’.
LEEFWERELD AANPAKKEN
Neem een mastersgroep studenten sociologie aan de Vrije Universiteit; ze hebben weinig tijd, want ze doen aan huiswerkbegeleiding van migrantenjongeren, werken in de thuiszorg, bedrijven politiek en gaan naar Afrika voor een ontwikkelingsproject. Of neem veertigers van nu. Onder vrienden en collega’s hoef ik niet lang na te denken om te komen tot: een timmerpoject in Guatemala; een onderzoek naar rechten van armen in Malawi; een woonkoopcollectief met zonne-energie; sponsorlopen voor een ziekenhuis in Peru.
Ligt het er misschien aan dat ik dit engagement waarneem en waardeer als lid van een generatie X? Dat dit soort engagement wortelt in de jaren tachtig? Een flashback: recessie; kraken en anti-kraak; basisbeurs en studieduurverkorting; vrijwilligerswerk en werkloosheid; de koude oorlog en kernbomfatalisme. Het gevoel dat het systeem altijd een paar maatjes te groot was. De tijd dat je naar Jürgen Habermas luisterde en zijn systeem versus leefwereld interpreteerde als: aan het systeem kunnen we niks doen. Dan maar de leefwereld aanpakken.
Het interessante is dat in de jaren 00 in eeuw 21 wederom flinke recessiegevoelens de kop opduiken. Een flash: 9/11 en terrorisme; dure woningen en thuiswonen; een snelle masters en loopbaanleegte; kredietcrisis. Nu heerst het gevoel dat de globalisering groter is dan wij zijn. En wat nemen we waar vanuit een jarentachtigperspectief? Lieven De Cauter, docent cultuurfilosofie aan de KU Leuven, refereert aan een ‘tegen zonder afschaffen’ en een kritisch pessimisme dat vruchtbaarder is dan het onkritisch optimisme van de politieke klasse en de top van managers.
DE VLUCHTENDE BURGER
Het is dit ontnuchterend engagement van het ‘tegen zonder afschaffen’, dat kleinschalig is, handelend optreedt, maar grote gevolgen heeft. Illustratief is de val van de Berlijnse muur door vakantiegangers. Duizenden Oostduitsers verlieten via Hongarije voorgoed de DDR. Ze verlieten een land dat op slot zat. Het was stemmen met de voeten; als het systeem te groot is, en het verandert niet snel, dan doen we zelf iets. Natuurlijk, er was het burgerforum, het verzet van de kerk, de dissidenten en dichters, het was niet één toeristenbeweging en vergeet ook Gorbatsjov niet. Maar de teneur van die reizigers, die verlaters, was heel pragmatisch. Wij gaan weg, wij doen het anders. En de effecten waren dramatisch groot, net zoals het effect van vele miljoenen migratiebewegingen over de hele wereld onvermoed grote gevolgen heeft.
Het is een vorm van DoeHetZelf-engagement. Als je iets wilt veranderen, doe het dan zelf. Denk na over wat je eet, waar je woont, welke kleren je draagt. En engagement is breder dan het debat, de gedachte en het woord samen. Ook een monopolie van links op engagement ontbreekt. Alsof Natasja Froger zich in het bijstandshuis niet zou kunnen engageren. Of Bill Gates als ondernemer geen strijd tegen AIDS kan voeren. Ze schrijven alleen geen stukken over engagement, nee, misschien omdat ze bezig zijn het te doen?
Ook onder Nederlandse sociale wetenschappers zijn legio voorbeelden van ontnuchterend engagement te vinden. Nanne Boonstra van het Verweij-Jonker Instituut heeft een eigen sportclub in taekwondo, tot René Gabriëls van de Universiteit Maastricht die als filosoof van de onderklasse meeschrijft aan het blog ArmoedeinLimburg en spreekt op een dag van de kledingbanken. Of Ali de Regt die taalles geeft aan Marokkaanse mannen en als vrijwilliger werkt in de naschoolse kinderopvang.
In de Noorse film Kitchen Stories staat een hoge tennisscheidsrechterstoel in de hoek van een keuken. Erop zit een onderzoeker die gewapend met ruitjesblok en stopwatch alle bewegingen meet van de gebruiker van de keuken. Met deze informatie wil men de beste keuken maken die er is, waarin de huisvrouw – het speelt in de jaren vijftig – zo min mogelijk onnodig hoeft te bewegen. Maar in de film verlaat de observator zijn positie. Hij schuift aan bij de eenzame man die verdriet heeft om zijn zieke paard. De onderzoeker houdt de rol van enkel observator niet vol en raakt bevriend. Hier heeft de socioloog een handelingsmogelijkheid, want sociobioloog Edward Wilson bestudeerde weliswaar mieren, maar Wilson wordt geen mier. De socioloog daarentegen is mens en kan van zijn of haar bureaustoel klauteren om engagement te doen.
*
Bronnen:
– De Cauter, Lieven 2003. Voorbij het verdriet van de tijdgeest. Kritisch Pessimisme versus glokale paniek (over het ‘nieuw engagement’). pp. 31-36 in NAi Uitgevers (red): Nieuw engagement. In architectuur, kunst en vormgeving. Rotterdam: NAi Uitgevers.
– Menasse, Robert 2006. Die Zerstörung der Welt als Wille und Vorstellung. Frankfurt: Suhrkamp.
– Hamer, Bent en Jörgen Bergmark 2004 Kitchen Stories. Speelfilm. Noorwegen. http://www.imdb.com