Gemeinschaft en Gesellschaft is een begrippenpaar uit de sociologie en werft voor meer sociale verbondenheid. Het gaat verder dan Blut-und-Boden nostalgie.

Ferdinand Tönnies

De sociologische klassieker Gemeinschaft und Gesellschaft (1887) van Ferdinand Tönnies is te lezen als een kritiek op het gezelsschapspel Monopoly. De Duitse socioloog zet zich af tegen de filosofie dat je met bezit geld kunt verdienen en analyseert het industrieel kapitalisme vooral in termen van gemeenschapsverlies. Deze boekrevisie verscheen als ‘Klassieke Sociopathie’ in het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken, nr. 3, 2014.

Gemeinschaft en Gesellschaft

Monopoly spelen bracht me zakeninstinct bij, bekennen vrienden. Het bordspel is een stuk gedeeld collectief geheugen en zit diep in de ziel; ‘Speel de andere spelers bankroet en loop binnen!’ Wanneer een verliezer hard frustraties uit tegen de winnaar, dan heet dat, met een sprong in de harde sociale werkelijkheid ook wel ‘populisme’ en ben je een loser. Is er verzet tegen nog meer concurrentie aan de onderkant van woning- en arbeidsmarkt, dan ben je xenofoob. In de dagelijkse argumentatief-tribale heksenketel voelt het lezen van een negentiende-eeuwse klassieker aan als kloosterretraîte. Even doorademen en nadenken met de klassieker Gemeinschaft und Gesellschaft (1887) van Ferdinand Tönnies.

Community and Civil SocietyFerdinand Tönnies (1855-1936) speelt niet graag Monopoly. Tenzij, zoals de oorspronkelijke bedoeling van de uitvindster van het spel was, hij het kan spelen als een kritiek op uitbuiting door scheve bezitsverhoudingen. Want de Duitse socioloog zette zich af tegen de filosofie dat je met bezit geld kunt verdienen. Hij analyseert het industrieel kapitalisme vooral in termen van gemeenschapsverlies en ziet de ‘nieuwe tijd’ dan ook niet als eind-, maar als tussenstation. Ofwel, het kan beter dan dat gemonopoly.

Gemeenschap en maatschappij

Community and Civil Society lezen valt overigens in de categorie ‘monnikenwerk’, maar resulterend in een verslavend shot kennis. Die kennis is gereduceerd tot drie positioneringen, wat Tönnies zelf overigens zou verafschuwen, want hij is een man van de analyse, die met spijt schrijft dat ‘zelfs een geleerd en kritisch publiek geen analyse wil van hoe de dingen waren of zijn, maar van hoe ze zouden moeten zijn.’

Positionering 1: Verzet je tegen een gulzige maatschappij …..

….. die mensen reduceert. Wanneer Tönnies in 1887 de kenmerken van de nieuwe tijd beschrijft ziet hij de Maatschappij, versus de Gemeenschap, vooral present in ‘de urbane cultuur’, als ‘een mechanisch aggregaat en artefact’. ‘Een Maatschappij bestaat uit losse individuen die en masse (….) werken voor zichzelf, terwijl ze lijken te werken voor de maatschappij. Door een zich repeterend proces van functie-deling en rationele keuzes wordt het individu uiteindelijk gereduceerd tot sterk gelijkende, simpele, elementaire werkunits, zoals atomen.’ De Maatschappij produceert een abstracte versie van zichzelf in de vorm van papiergeld. En ‘de waarachtige aard van Maatschappij’ toont zich ‘wanneer geld wordt verkocht voor krediet, omdat beide partijen alleen maar geld willen en niets anders.’

Klinkt als geschreven door een cultuurpessimist. Maar nee, Tönnies was zeker geen cultuurpessimist. Ook werd zijn werk in de nostalgische interpretatie van Gemeinschaft niet misbruikt door Hitler en consorten, want Tönnies was sociaal-democraat en dacht liberaal, veroordeelde al vroeg het anti-semitisme, verliet ook de evangelische kerk omdat ze te nationaal-socialistisch gezind was. Hij steunde Joodse collega’s en stierf in 1936, verarmd, want zijn rechten op pensioen werden hem ontnomen. Tönnies was geen pessimist, hij was vooral een echte dialecticus, iemand die steeds in die tegenstelling dacht: Gemeenschap tegenover Maatschappij. In de gecondenseerde versie leest het bijna altijd nostalgisch: gemeenschap, dat is iets dat kostbaar was en nu weg is. Maar wat is precies het verdwenen kostbare?

Positionering 2 Laat organisaties lijken op een familie ….

…. maar dan wel een organische familie. Tegenover Maatschappij stelt Tönnies de traditionele Gemeenschap, vooral present in het rurale leven. De Gemeenschap functioneert als een levend organisme, waar mensen ‘oprecht en duurzaam samenleven’. De grond is in gemeenschappelijk eigendom en het gaat er niet om er geld aan te verdienen, maar om nut en gebruik. Het oude en bekende geniet de voorkeur. Kunst en religie uiten zich in basisceremonieën in het huishouden, met een altaar en vaste ritmes.

De drie basisvormen van gemeenschap zijn: familie, buurt/dorpsleven/de clan en vriendschap. Deze drie ‘zuilen van de gemeenschap’ duidt hij ook aan met Blut, Boden und Geist en komen alle drie voort uit die ene, hyper-basisvorm: de familie. Dit ideaal en model van de familie doordringt alle andere gemeenschapsvormen, zoals corporaties, gildes, broederschappen. Daarbij bestaan de banden tussen leden van deze groepen uit bloedbanden, gewoonten en herinneringen. Leden kunnen alleen maar winnen aan status en aanzien binnen de eigen groep.

Met deze beschrijving van organisch familiair organiseren kun je twee kanten op. Eén associatierichting toont de film Das weiße Band (2009) met een verschrikkelijk benauwend dorpsleven vol verdringing en geweld. Een andere, positieve associatie is die van de open source beweging, met mensen die software ontwikkelen en ter beschikking stellen, zoals een Linus Torvalds met Linux, Wikipedia-auteurs, of nerds die helpen bij computerproblemen. Deze personen bezitten een hoge status in een van de vele internetcommunities. Of neem een gezin of extended family; daarin kan een ouder of grootouder present zijn, onzichtbaar leiding en backup geven, tijd spenderen en er zo duurzaam ‘zijn’, dat daar een hoge status aan gegeven en ontleend wordt.

Positionering 3 Toon respect en geef status

Het onderscheid tussen status en contract is essentieel. Naar Tönnies is het ‘status’ dat verbindt en leeft. Daarentegen is ‘contract’ een koel mechanische verbinding. Status hoort bij de ‘natuurlijke wil’, die zich meer baseert op common sense, op dagelijkse kennis, routine en herinnering. Terwijl de ‘rationele wil’ van het contractdenken op wetenschappelijke kennis stoelt en tot rationalisering leidt. Gemeinschaft en Gesellschaft steken zo niet alleen in uiterlijke organisatievormen, maar doordringen ons hele wezen, denken en handelen.

Terug naar Monopoly. Stel je zou Monopoly spelen zonder koopcontractregels, hoe werkt dan status? Waardering en respect, maar niet in geld uitgedrukt? Het spel verandert mee met de tijd en draait nu  meer om corporate branding dan om onroerend goed. Denken in termen van Gemeenschap nodigt uit tot het adopteren van andere spelregels. Wat een mooi hotel heb je gebouwd op de Kalverstraat, ik kom graag eens logeren en kom dan vooral eens langs in de Dorpsstraat, Ons Dorp. Brengt deze variant sociale verbondenheid? Of saaie Gutmenschen, sociopathen die wildbreien, groenten telen en appeltaarten bakken? Samenleven blijft spannend en de analyse ervan is gelukkig nooit een reden om naïef ongecompliceerd te denken. Zeker niet met Ferdinand Tönnies die ervan overtuigd was dat al het goede ook ten kwade aangewend kan worden.

Bronnen
. Tönnies, Ferdinand. Community and Civil Society. Cambridge University Press 2001. Origineel: Gemeinschaft und Gesellschaft. Leipzig 1887.
. Pilon, Mary. Monopoly goes corporate. New York Times. 24 August 2013.