De sociologie heeft diversere klassiekers nodig. Zoals Harriet Martineau met haar Science of Morals and Manners. Dit essay exploreert haar verrassende inleiding in de sociale wetenschappen uit 1838.
Martineaus werk is bijzonder omdat ze op een breukpunt in de tijd, de jaren 1830, begon met een verwetenschappelijking van de studie naar menselijke verschijnselen.
Kennis is empirische kennis. (…) Op zoek naar sociale feiten beoogt ze in dit werk de uitgangspunten, de methode en het standpunt van de onderzoeker in kaart te brengen. Ze doet dit middels een grote bandbreedte aan vragen, voorbeelden en observaties. Interessant is te weten dat ze veel reisde. In haar reisverslagen wisselt ze van een perspectief met snelle conclusies op basis van observaties, naar een perspectief dat meer stil staat bij wat het betekent om te observeren en hoe je tot betere kennis komt.
Lees het gehele essay meteen hieronder. Het is gepubliceerd in mei 2022 in het tijdschrift Sociologie (Sociologie 3: 174-186) en daar vind je het in fraaie PdF-opmaak om te downloaden. De PdF plaatste ik ook hier op Research Gate. © de auteur(s) 2022 © CC BY NC ND 4.0 https://doi.org/10.38139/TS.2022.08
Ken je klassiekers in de sociologie: Harriet Martineau
De sociologie heeft diversere klassiekers nodig. Ze zijn er ook. Zoals Harriet Martineau met haar Science of Morals and Manners. Dit essay exploreert haar verrassende inleiding in de sociale wetenschappen uit 1838: How to Observe Morals and Manners. Hieraan worden twee argumentatielijnen ontleend: (1) de geschiedenis van de sociale wetenschappen kan bredere en steviger fundamenten ontwikkelen en (2) onderzoek doen is een ambacht waarbij ook de morele overtuigingen achter het onderzoek moeten worden besproken. Oftewel: morele reflexiviteit is geboden.
Het sociologische werk van Harriet Martineau, How to observe Morals and Manners (1989 [1838]) (in het vervolg verkort tot How to observe) leest verfrissend in de 21ste eeuw. Het werk werd genegeerd door negentiende- en twintigste-eeuwse sociologen die later in de vroege canon der klassieken (Comte, Durkheim, Weber, Marx) zouden worden opgenomen. De Britse Martineau (1802-1876) bleef daarmee relatief* onbekend en werd zelden geciteerd. Kan dit werk een sprong voorwaarts in de tijd nemen? Kan Harriet Martineaus inhoud alsnog deel gaan uitmaken van het historisch begin van de sociologie? Dit essay biedt een introductie op Martineau als sociologe en reflecteert over een ander begin van de sociale wetenschappen.
Het onderzoeksterrein Morals and Manners
Martineaus werk is bijzonder omdat ze op een breukpunt in de tijd, de jaren 1830, begon met een verwetenschappelijking van de studie naar menselijke verschijnselen. Ze noemt ze met een brede term Morals and Manners en doelt daarmee op allerlei menselijke uitingsvormen (van dingen tot organisatievormen tot verbale uitingen). In How to observe kiest ze zes onderzoeksthema’s: religie, heersende morele opvattingen, het alledaagse leven (domestic state), daaronder valt geld, beroep, huwelijk, kinderen en gezondheid, de idee van vrijheid, vooruitgang en discourse. Daarbij zet Martineau zich af tegen de idee dat de menselijke geest vanuit zichzelf danwel vanuit een dogma (in haar tijd vooral religie) de menselijke samenlevingsvormen zou kunnen beschrijven.
Morals and Manners is een dan nog te vestigen, separaat, terrein van wetenschappelijk onderzoek, zoals de geologie het werd, of de fysica een eigen te bestuderen werkelijkheid heeft. Met Morals duidt Martineau op ‘the inner workings of the human heart’; deze zijn volgens haar niet direct observeerbaar. Manners daarentegen zijn wel te observeren en zijn de empirische sporen van activiteiten, vooral bestudeerbaar in materie, in dingen. Ze geeft als voorbeeld begraafplaatsen en gedenkstenen. Morals en Manners kunnen beide onderwerp van discourse zijn, waarbij het discourse te begrijpen is als het commentaar van mensen op de studie van things (Martineau 1989 [1838]: 73).
De opgave die Martineau zich stelt is het zoeken van de waarheid, op empirische wijze naar de voorstelling van Francis Bacon (Hamilton en Weiner 2022). Kennis is empirische kennis. Martineau formuleert dan ook geen inhoudelijke theorie, dat is zelfs uitdrukkelijk niet de bedoeling. Op zoek naar sociale feiten beoogt ze in dit werk de uitgangspunten, de methode en het standpunt van de onderzoeker in kaart te brengen. Ze doet dit middels een grote bandbreedte aan vragen, voorbeelden en observaties. Interessant is te weten dat ze veel reisde. In haar reisverslagen wisselt ze van een perspectief met snelle conclusies op basis van observaties, naar een perspectief dat meer stil staat bij wat het betekent om te observeren en hoe je tot betere kennis komt. In How to Observe ontwikkelt ze een systematiek voorbij die eerste verraste blik.
Martineaus eerste publicaties ontstaan in een pre-disciplinair tijdperk, op de drempel van de tijd waarin de disciplines nog moeten ontstaan en de sociale werkelijkheid steeds meer taxonomisch gedeeld zal worden. In de jaren 1830 waagt Martineau, niets meer en niets minder, een vroege en interessante poging object en subject van de latere sociale wetenschappen te definiëren. In dit artikel behandel ik haar als sociologe, nog voor de term was ingevoerd en stel één werk centraal waaruit een vertaling is gedestilleerd van haar lijst met filosofische, morele en mechanische requisites waarmee je de sociale werkelijkheid kunt bestuderen. Vervolgens komen kracht en zwakte van How to Observe aan bod en ga ik tot slot in op de reflexieve imperatief van de sociale wetenschappen die volgt uit haar werk.
Harriet Martineau als ‘embedded sociologist’
How to observe werd gepubliceerd in 1838 in een reeks over wetenschappelijke observatie waarvan het eerste deel in de reeks de geologie (De la Bèche 1835) betrof. In de wervende reclametekst voor de serie is het kerndoel van de serie beschreven als ‘a series of hints for travellers and students, calling their attention to the points necessary for inquiry of observation in the different branches of Geology, Natural History, Agriculture, the Fine Arts, General Statistics, and Social Manners’ (De la Bèche 1835: 249).
Een eerste versie van How to Observe is geschreven als een los hoofdstuk in 1834 door de toen 32-jarige Martineau op het zeilschip United States, zeilend van Liverpool naar New York. Harriet Martineau had toen al flink wat geld verdiend met het schrijven van populaire series in de Britse Illustrations of Political Economy. Kenmerkend voor die tijd kon ze als vrouw niet aan een universiteit studeren. Gesteund door haar broer James, organiseerde ze haar eigen intellectuele producties en interdisciplinaire omgeving. Vanuit een vroeg-21ste eeuws perspectief, is Harriet Martineau in feite een embedded sociologist, oftewel een socioloog niet werkzaam in academia (Nyseth et al. 2011).
De kracht van How to Observe I: het Traveller-perspectief1
1 De hoofdletter T in ‘Traveller’ is van mij. In dit essay wil ik daarmee de persoon van de onderzoeker in zijn/ haar rol als reiziger als uitnodigende metafoor benadrukken.
De negentiende eeuw was een spannende tijd voor wetenschap, gekenmerkt door een groeiende collectieve zucht naar kennis. Martineau schreef met een intense ambitie en breed, allerlei menselijk gedrag en samenlevingsvormen beschrijvend. Wanneer je in de 21ste eeuw zo zou schrijven zou je meteen bekritiseerd worden, omdat je je ver buiten je specialisatie begeeft. Lees je dit werk echter in haar volle breedte, dan voel je een pionierende intensiteit: iets nieuws en spannends gebeurt, een sociale wetenschap gaat sociale feiten ontdekken. Terwijl Auguste Comte onder invloed van Newton zijn wetenschap ‘sociale fysica’ noemt en later ‘sociologie’, kiest Martineau voor ‘science of morals and manners’.
Ze neemt daarbij het perspectief aan van een reiziger, die ze zelf ook was. De kennis van toen over volkeren stamde uit reisverslagen, wat voor de lezer een aangenaam instapperspectief is en Martineau maakt er ook een kritisch-bescheiden perspectief van; ze zoomt in op de imperfecte kwaliteiten en acties van de reiziger om dan te concluderen dat imperfectionisme de normale staat of situatie is: ‘We cannot suddenly make ourselves a great deal better than we have been, for such an object as observing Morals and Manners’ (Martineau 1989 [1838]: 52).
De meeste reizigers, zo beargumenteert Martineau, neigen ertoe generaliserende tendenzen te overdrijven wanneer ze verslag doen van nieuwe oorden. Vooral wannneer ze rapporteren over andere volkeren en culturen wordt dat niet gezien als een serieuze discipline (dit was nog voor de start van antropologie als wetenschappelijke discipline). Gevraagd naar de geologie van Corsica, zou een reiziger antwoorden: ‘Oh I can tell you nothing about that – i never studied geology …’, maar als het gaat om ‘[…] the morals and manners of a nation. Every man seems to imagine that he can understand men at a glance […]’ (ibid.: 14).
Een van de belangrijkste standpunten die Martineau inneemt in How to observe is dat er geen verschil is tussen gewone mensen en lezers, tussen reizigers en de wetenschapper. De wetenschapper is nog geen geïnstitutionaliseerd persoon, maar een vrije reiziger die, zoals blijkt uit haar later gepresenteerde lijst met vereiste onderzoeksvaardigheden, zich kan scholen om beter te observeren. Daarbij is ze niet optimistisch over de kwaliteiten van getuigenissen van het individu en noemt het ‘a hopeless enterprise, beginning at the wrong end’. Een ‘Traveller’ is één van velen en ‘has no security that those he meets are a sample of the whole’. Er is dus geen zekerheid dat een individu een getuigenis geeft van het geheel en ‘[…] unless a traveller interprets by his sympathies what he sees, he cannot but misunderstand the greater part of that which comes under his observation’ (ibid.: 54). Martineau, zo blijkt hieruit, is meer dan kritisch over de mogelijkheid tot kennisproductie vanuit het individueel gezichtspunt. Ze schrijft dat ogen, oren en herinnering soms meer zeggen over de observeerder dan over de geobserveerde (ibid.: 60). En juist daarom pleit ze voor een ambachtelijk vaardige, methodische Science of Morals and Manners.
De kracht van How to Observe II: het ambacht van de onderzoeker
De vaardigheden van dit ambacht zijn samengevat in wat Martineau ‘requisites’ noemt. Ik heb het vertaald met benodigde vaardigheden; het komt erop neer dat de sociale wetenschappen morele visie plus vaardigheden vereisen. Wanneer je deze vaardigheden kort samenvat, dan heeft de reiziger/onderzoeker om goed verslag te doen, het volgende nodig: analytische macht en focus, een methode en een gevoel van wat relevant en gaande is in de maatschappij. Met andere woorden, de onderzoeker draagt een speciale bril en observeert de sociale werkelijkheid door deze bril: de Science of Morals and Manners.
Hieronder volgt de lijst met vijftien vaardigheden, lees de lijst en verbaas je over nuttige vanzelfsprekendheden (het onderzoekersdagboek), de raadgeverachtige tips (laat je niet ontmoedigen) en expliciet pragmatisme (kies een methode die nuttige resultaten belooft). Met opzet heb ik soms een wat negentiende-eeuws aandoende vertaling laten staan om het tijdsgevoel te bewaren. Ook heb ik ‘hij’ en ‘wij’ vervangen door ‘je’. Na de lijst wil ik dieper ingaan op een kernpunt waarmee Martineau als een andere historische vertelling van de sociale wetenschappen, dicht op de geesteswetenschappen, kan gelden: het mixen van moraal en wetenschap.
Harriet Martineaus Lijst van vijftien vaardigheden voor Social Science Travellers (1989 [1838]: 2-70)
de reiziger (= onderzoeker) heeft nodig:
Filosofische vaardigheden (nrs 1-5) Morele vaardigheden (nrs. 6-10) en Mechanische vaardigheden (nrs 11-15)
- zekerheid over dat wat je wilt weten (analytische kracht en concentratie, focus);
- principes om je observaties aan te meten en testen;
- een methode die nuttige resultaten belooft;
- een vaste notie rond de bronnen van menselijke gevoelens van waar en onwaar, juist en onjuist (een morele overtuiging);
- een idee van de relaties tussen de goedheid en de slechtheid van de mens.
- sympathie om de weg te vinden naar de harten en de geesten;
- het vermogen niet perplex of verafschuwd te zijn door het zien van de grote doeleinden van menselijke groepen/verbanden (denk aan waanzin, oorlog);
- denkvermogen rond de gevaren van het aantrekken van gelijkgestemden. En gewaarschuwd te zijn dat de Traveller niet alles altijd verrassend of geweldig, mysterieus pictoresk of klassiek vindt;
- bewustzijn om jezelf niet plotseling een heel stuk beter voor te doen dan je was of bent, op het moment dat je moraliteiten en gedragingen observeert;
- een vermogen geen ontmoedigende gevoelens hebben, zo lang de Traveller zich eerder nuttig dan shiny/stralend/een ster voelt.
- een middel van transport waarin je mensen ontmoet en dat het voordeel heeft dat je mensen en plaatsen geleidelijk kunt benaderen (samen op een boot en voetganger zijn heeft de voorkeur boven paardrijden of koets);
- het vermogen te onderscheiden tussen literaire taal en alledaagse taal;
- een dagboek om bij te houden;
- bewustzijn dat een set van/een verzameling van onderzoeken beter is dan een individueel rapport;
- te staan op de hoogste top om een accuraat algemeen overzicht te krijgen in het overdenken van zowel de maatschappij als de stad.
Elk instrument in de lijst kan op zichzelf een nuttige inbreng voor onderzoek zijn en zou ook rustig een opendiscussie-uur kunnen vullen. De nadruk in dit artikel wil ik echter vooral leggen op datgene wat Martineau in 1838 als kernproblemen in de wetenschap aanspreekt vanuit haar morele overtuigingen. Deze problemen zijn nog steeds actueel en maken het mogelijk een brug te slaan van de 19e naar de 21e eeuw.
De kracht van How to Observe III: erkenning van het mixen van moraal en wetenschap
Hoe dagelijkse kennis zich verhoudt tot wetenschappelijke kennis is een van de kernfenomenen van de twintigste-eeuwse sociale wetenschappen gebleken. Met opzet schrijf ik ‘fenomenen’, nadat ik eerst ‘problemen’ schreef. Het is namelijk geen probleem, het is een conditie, een fenomeen dat bij de sociale wetenschappen hoort. Martineau integreert het in de Science of Morals and Manners, zoals concreet blijkt uit de bovenstaande punten 8, 12 en 14. De kwestie hoe sociaalwetenschappelijke kennis zich onderscheidt van dagelijkse kennis is een blijvende kwestie. Onderzoekersambachtelijke vaardigheden adopteren is één aspect van deze kwestie, een ander aspect is hoe de onderzoeker zich verhoudt tot dat wat je leidt door het onderzoeksproces heen.
Voor latere sociologen en wetenschapsfilosofen en ook voor de gewone, vroeg21ste-eeuwse lezers, is het verrassend in de originele werken te lezen hoe Martineau, maar ook Auguste Comte, moraal en wetenschap mixen, op relatief ongecompliceerde wijze. Hetzelfde is waar voor vele, misschien wel de meeste sociologen: Emile Durkheim in Le Suicide bijvoorbeeld wordt moreel gedreven door zijn zoektocht naar een stabiele orde. Aanleiding voor zijn onderzoek is de suicide van een naaste vriend. Hij uit een strakke visie over hoe het huwelijk zou moeten functioneren. Hedendaagse lezers van werken zoals Le Suicide hebben geen problemen bij het ontmaskeren van morele oordelen, maar het is veel moeilijker om precies te begrijpen hoe ze onderzoeksresultaten beïnvloeden en hoe de werken die op hun beurt weer Le Suicide citeren, erdoor beïnvloed zijn.
De mix van de studie van de sociale werkelijkheid in de praktijk
Martineau lijkt een vroege realist, in de wetenschapsfilosofische betekenis van de term; zij erkent dat er wetenschap is en dat er de mogelijkheid is tot observaties, en er een te bestuderen realiteit is. Wetenschap kan dus sociale feiten ontdekken. Tegelijkertijd, bijna overal in How to observe, zijn morals, moraliteiten, er niet alleen om te bestuderen; ze zijn core business. Ze is expliciet in het communiceren van haar morele principes en, tegelijkertijd ervan overtuigd dat de Traveller nieuwe feiten zal ontdekken, omdat deze zulke sterke morele principes heeft.
Principes zijn dus het belangrijkst bij het vinden van sociale feiten. Bij Martineau zijn deze principes ook religieus, hoewel ze zich later in haar leven afwendde van het geloof. Het speelt in haar vroege werken zoals How to observe wel een rol. Ze noemt het Het Hogere, in samenhang met ‘the great Moral Governor of the human race’ en het Boek, de Bijbel. Dit is ingegeven door haar unitarianistische opvoeding. Unitarianism is een kleine – nog steeds bestaande – stroming binnen het christelijk geloof die zich afzet tegen de heilige driedeling (vader, zoon, heilige geest), een humanistisch standpunt inneemt en een belangrijke plaats inruimt voor de Rede in het begrijpen van de bijbel.
De Science of Morals and Manners laat een twijfelende weigering zien om sterke regelmatigheden te zien in de wereld-in-context, de sociale werkelijkheid in de praktijk. Dit is onderdeel van een traditie in de geesteswetenschappen sinds de klassieke oudheid. Er waren auteurs die de nadruk leggen op het zoeken van patronen en auteurs die zulke patronen ontkennen, beargumenteert Bod (2013) in zijn overzicht van de geschiedenis van de humaniora. De traditie van het ontkennen van universele patronen ontkent niet dat er lokale of cultuurspecifieke patronen bestaan. Martineau lijkt tot deze laatste traditie te behoren, met principes die algemeen zijn, terwijl empirische patronen contextueel zijn. Haar morele overtuiging stuurt haar waarneming, maar wat ze ziet zijn diverse patronen die je preciezer, van nabij moet onderzoeken.
Deze algemeen-morele/concreet-contextuele verdeling is zichtbaar in haar schrijven over geluk, maar het volgende fragment toont ook aan hoe snel ze heen en weer wisselt tussen het algemene en het concrete. ‘Happiness’ blijft overeind als een grand ‘principle’, ‘the only general one,—of the relative amount of human happiness. Every element of social life derives its importance from this great consideration. The external conveniences of men, their internal emotions and affections, their social arrangements, graduate in importance precisely in proportion as they affect the general happiness of the section of the race among whom they exist’ (Martineau 1989 [1838]: 25). Maar ook, schrijft ze, betreft het niet alleen universeel geluk, maar hangt het af van ‘the section of the race’ (ibid. :25). Bedoelt ze hiermee de invalshoek vanuit je specifieke groep of de demografische categorie?
De mix is lastig te begrijpen en lijkt geen optie meer voor 21ste-eeuwse auteurs in de wetenschap.1 Vermoedelijk zijn er toekomstige onderzoekers, of onderzoekers uit andere culturen, nodig, om de morele vooronderstellingen in het hier en nu te ontsluieren. Vanuit Martineaus perspectief zijn morele principes het perspectief van waaruit je werkt. Je moet ze benoemen. Ik zou daar voorstander van zijn en vind dat dit veel te weinig gebeurt. Dat maakt de sociale wetenschappen kwetsbaar. Verstandige leken prikken erdoorheen, door de vermeende objectiviteit of intersubjectiviteit-in-eigen-wetenschappelijke-kring.
1 Elders heb ik met waardering gepleit voor het invoegen van meer besef van morele sociologische wetenschap, bijvoorbeeld in relatie tot het onderzoek van Erik Sengers naar de rooms-katholieke sociologie (Smolenaars 2017). In de Nederlandse sociologie zijn er in de tweede helft van de twintigste eeuw overigens veel auteurs die zelfkritisch berichten over ideologische posities van onderzoekers. Dit valt buiten het bestek van dit artikel, maar is ook een belangrijke referentietijd om de twintigste-eeuwse brug te slaan tussen Martineau en nu.
De zwaktes van How to observe I + II + III: overcategorisering, Victoriaans imperialisme en onoverzichtelijke bronnen
Drie zwakke punten in How to observe betreffen: overgeneralisering, imperialisme en non-bronnen. Observaties en voorbeelden worden continu gecategoriseerd, bijvoorbeeld in levende en dode idolen in dit fragment: ‘Now, the moral taste of a people is nowhere more clearly shown than in its choice of idols. Of these idols there are two kinds;—those whose divinity is confirmed by the lapse of time, like Gustavus Adolphus among the Swedes, Tell in Switzerland, Henri IV among the French, and Washington among the Americans; and those who are still living, and upon whose daily doings a multitude of eyes are fixed.’ (Martineau 1989 [1838]: 125-126)
Passages in How to observe ademen de (post-)koloniale tijd. Martineau is een vroege tegenstandster van de slavernij. Waar ze schrijft over ‘savages’, en volkeren bedoelt die dichter bij de natuur leven, is haar werk moeilijk serieus te lezen vanuit een 21ste-eeuws gezichtspunt. Victoriaans imperialisme is de sociale, politieke en economisch context van Martineaus auteurschap (Logan 2010). Haar literaire schrijfstijl lijkt haar een ontsnappingsmogelijkheid te bieden: in How to observe kun je de flair van het ontdekken van nieuwe opwindende ontdekkingen navolgen, een naïef romanticisme dat doet herinneren aan de eenzame, onschuldige reiziger die een wild en prachtig landschap observeert. Niet minder schuldig, maar tenminste dragelijk.
Curieus is waar de kennis die Martineau gebruikt precies vandaan komt. Wat zijn haar bronnen? Ze citeert nauwelijks andere auteurs en dat past bij de citatiecultuur van toen die heel anders is dan die anno nu in de wetenschap. Citeert ze uit boeken? Uit conversaties? Het lijkt erop dat ze zich vooral baseerde op documenten en verhalen van andere reizigers. In zijn waardevolle appendix bij How to observe, licht socioloog Michel Hill (1989) toe hoe negentiende-eeuwse lezers werden geacht bekend te zijn met de contemporaire auteurs van hun tijd. Dat maakt het lezen van negentiende-eeuwse auteurs zo lastig. De pre-disciplinaire context van die tijd is cruciaal om Martineaus werk te begrijpen. Ze leefde in de tijd van onder andere Darwin, Comte, Malthus, Dickens en Bronte. In literaire, wetenschappelijke en politieke kringen ontmoette en/of correspondeerde Martineau met hen (Hobday 2017) en ook zo werd kennis opgedaan en gedeeld.
De twintigste eeuw overbruggen: citeren, ontciteren, reciteren
Harriet Martineau was een publiek intellectueel in haar tijd (Arbuckle 2019-2021). Haar How to observe werd echter later niet veel geciteerd of gebruikt door negentiende- of twintigste-eeuwse sociologen (Hill 1991). Een van de weinige mid-twintigste-eeuwse sociologen die Martineaus werk kende was Seymour Martin Lipset (Hill 1991: 293). Lipset labelde haar als ‘sophisticated analyst’ en vond dat ze teveel is blijven hangen in ‘the obscurity of nineteenth-century editions’. Laten we Lipsets opmerking als nog meer aansporing nemen haar uit de obscuriteit van de negentiende eeuwse edities te halen en haar werk te recategoriseren, een plaats te geven. Het neemt niet weg dat er een tijdlacune overblijft, want Martineau, schrijvend ten tijde van de geboorte van de disciplines (Sanders en Weiner 2017) heeft niet de kans gekregen om met de tijd mee te reizen, samen met andere sociaalwetenschappelijke auteurs. Haar werk begeleidde dus de start van de disicplines in de sociale wetenschappen in de eerste helft van de negentiende eeuw, maar werd niet geconfronteerd, aangevuld en bekritiseerd met de vele ontwikkelingen in de sociale wetenschappen daarna.
Dit proces is inherent aan de ontwikkeling van – ook de sociale – wetenschappen. Paradigma’s ontwikkelen, ze verschuiven en veranderen, ze worden verwaarloosd, onbewust en bewust, en ze kunnen worden herontdekt en gereanimeerd. Wetenschap geschiedt ‘In Action’ (Latour 1987), in datasets, in laboratoria, in het veld. Wetenschappelijke resultaten worden ‘waar’, wanneer ze worden geaccepteerd door peers en peer groups, door collega’s en netwerken van collega’s en indien gebruikt in toekomstige praktijken en theorieën. En zelfs dan is het mogelijk dat een auteur deel uitmaakt van een cirkel of clique en deze clique alsnog ‘sterft’ door dysfuntionele communicatie of sekte-achtig gedrag (Coser 1976).
Zo zijn citatieprocessen altijd macht- en netwerkactiviteiten en niets is veelzeggender – en ik vind het persoonlijk ook altijd interessant en aangenaam – om dankwoorden, voorwoorden en literatuurlijsten te lezen: wie bedankt en citeert wie; en daarbij vooral ook: wie citeert wie niet. Google Scholar en LinkedIn zijn ook fraaie citatie-kennisbronnen. Het biedt vaak iets extra’s omdat je meer weet over de cultureel-geografisch-demografische context waarin de auteur zich beweegt. Machtactiviteiten omvatten altijd citeren, ontciteren, zelfciteren of de-citeren (als (on)bewuste act van vergeten). Dit zijn empirisch meetbare processen en voer voor wetenschapsonderzoekers.
Herontdekkend citeren als overleversstrategie
Uiteindelijk is Martineau aan het vergeten ontsnapt door het gerichte en doortastende werk van individuele en als collectief opererende auteurs. Ik kan ze helaas hier niet allemaal noemen.1 Cruciaal waren auteurs van het eerste uur zoals MaryJo Deegan, Susan Droecker-Drysdale en Michael Hill. En er zijn auteurs nodig die dit werk voortzetten en die vragen stellen bij non-diversiteit. Nadat ik me toch heus afvroeg waar de vrouwelijke sociologen waren wanneer ze ook al niet in mijn studie Algemene Sociale Wetenschappen voorkwamen, raakte ik geïnspireerd door The Women Founders (Lengermann en Niebrugge-Brantley 1997; Smolenaars 1999).2 Inmiddels is goed onderzocht hoe Harriet Martineaus werk is geciteerd, uitgeplozen door verschillende biografen, met verschillende kwalificaties en achtergronden, van vrienden tot collega’s, activisten, literatuurwetenschappers, sociologen en journalisten (Logan 2017).
Belangrijk is het feit dat er een functionele gemeenschap is gebouwd in de vorm van The Martineau Society, opgericht in de vroege jaren 1990 waar kennis van de Martineaus (Harriet en haar broer James) wordt gedeeld. Deze acties, inclusief het werk gedaan door individuele onderzoekers en beslissingen in redactionele commissies van sociologiehandboeken, hebben erin geresulteerd dat Harriet Martineau nu wordt geaccepteerd als een van de grondleggers van de sociologie. Dus dat lijkt goed te komen, ook al gaat het langzaam en heeft nog steeds niet elke handboekauteur deze ontwikkeling meegenomen, in dit geval van een pre-disciplinair auteur. Ook Ibn-Khalduns Muqaddima zou wat mij betreft zo in de vroege geschiedenis van de sociale wetenschappen kunnen worden opgenomen.
1 Graag had ik alle auteurs die hebben bijgedragen aan de herontdekking van Harriet Martineau genoemd. In plaats daarvan verwijs ik naar The Martineau Society: https://martineausociety.co.uk/. 2 Sommige lezers zullen wellicht genderissues missen. Ze zijn zeker belangrijk, maar toch wil ik voorzichtig zijn in de benoeming van Martineau tot ‘token woman’. Het kan een foute macht zijn in een masculienere samenleving, omdat vrouwen daarmee worden gezien als zeer speciaal en erg getalenteerd omdat ze denken als mannen (Adrienne Rich, in Spivak 1998 [1987]). De toekomst van het beter beschouwen van het verleden ligt meer in het hanteren van een breed inclusief mensbeeld met aandacht voor machtsverschillen.
Verrassend duo: Martineau en Comte
Je zult Martineau overigens best vaak terugvinden in sociologische werken, maar dan vooral als vertaalster van Auguste Comte. Martineau is namelijk de auteur-ver-taler van zijn Cours de la philosophie positive. Dat is door veel andere auteurs als vanzelfsprekend aangenomen, maar het is een speciaal en uniek feit in de geschiedenis van de sociologie dat in 1853 Harriet Martineau de eerste, geredigeerde en ingekorte, Engelse vertaling publiceerde van dit zesdelige Franstalige werk dat werd gepubliceerd tussen 1830 en 1842. Het interessante is dat Martineau Comtes werk niet alleen heeft vertaald, maar – met bestsellersucces – krachtig heeft samengevat. Mary Pickering (2009) heeft in haar biografie van Comte interessante feiten boven tafel gehaald. Zo condenseerde Martineau Comtes werk niet alleen sterk, maar liet ze in de eerste editie van de vertaling ook de laatste tien pagina’s weg. Auguste Comte vond haar vertaling zo goed leesbaar dat hij haar vertaling weer terugvertaalde in het Frans. Sinds de vroege dagen van de sociologie, zijn deze twee auteurs hiermee in her-vertalende zin met elkaar verbonden. Ook in financiële zin was er een verbintenis: nadat Comte ontslagen was, zond Martineau hem geld om te overleven. Interessant is ook dat Comte zijn studenten adviseerde om Martineaus werk te lezen. Zowel Comte als Martineau benadrukken dat sociale feiten systematisch verzameld moeten worden. Beide auteurs wilden een publiek bereiken vanuit een heel verschillende achtergrond. Wiskundige Comte formuleert zijn beroemde wet van de drie fasen met de fascinerende macro-micro-verbindingen. De samenleving loopt door drie fasen, en, gedurende hun levensloop, gaan mensen ook door drie fasen – de theologisch-militaire, de metafysisch-juridische en de wetenschappelijk-industriële. Deze drie-fase-theorie is de kern van wat we nu beschouwen als Comtes radicale positivisme. Literaat Martineau volgde een andere benadering met de Science of Morals and Manners: centraal staat het perspectief van de reiziger op zoek naar sociale feiten. De onderzoekersvaardigheden moeten gesterkt en de uitgangspunten, methode en standpunt van de onderzoeker geëxpliciteerd.
De reflexieve imperatief van (sociale) wetenschappen
Harriet Martineau zelf, als een van de sociale wetenschappers van het eerste uur, vertrouwt het lezen van haar werk iedereen toe. De taal van toen is niet eenvoudig en vol valkuilen wanneer je de negentiende-eeuwse contexten niet kent. Ik raakte me meer en meer bewust van de vernauwende verbondenheid van de sociale wetenschappen met de industriële revolutie. Door en langs de negentiende-eeuwse valkuilen, raakte ik gesterkt door de bescheidenheid en moraliteit die werden toegewezen aan de rol van de Travellers. En ik ben daarmee definitief geraakt door Martineaus combinatie van denken en doen over kennis vergaren over de samenleving en het erkennen van de moraal achter elk onderzoekersreisverslag. Met inbegrip van de erkenning dat wetenschap een ambacht is, waardoor het ontdekken van moraal zelf steeds een deel van dit ambacht moet zijn. Dat blijft de boeiende opgave en reflexieve imperatief van wetenschappen, inclusief de sociale wetenschappen.
Literatuur
Arbuckle, Elisabeth (2019-2021) Harriet Martineau: a new Biography. Verkregen op 21 december 2021, http://martineausociety.co.uk/a-nineteenth-century-womans-engaging-with-her-times-harriet-martineau-1802-1876/.
Bod, Rens (2011) De vergeten wetenschappen – Een geschiedenis van de humaniora. Amsterdam: Bert Bakker.
Comte, Auguste (1896) The positive Philosophy of Auguste Comte. In three Volumes. Vol. 3. Freely translated and condensed by Harriet Martineau. London: George Bell and Sons.
Coser, Lewis A. (1976) Two Methods in Search of a Substance. In: Lewis A. Coser & Otto N. Larsen (red.) The Uses of Controversy in Sociology. Springfield: Collier MacMillan, 329-341.
Deegan, Mary Jo (1988) Transcending a Patriarchal Past: Teaching the History of Women in Sociology. Teaching Sociology, 16(2): 141-150.
De la Bèche, Henry Thomas (1835) How to Observe Geology. London: Charles Knight.
Durkheim, Emile (1982 [1895]) The rules of sociological method. New York: The Free Press.
Hamilton, David en Gaby Weiner (2022) Harriet Martineau On-Line: Elisabeth Sanders Arbuckle’s Legacy. Forty-Seventh Newsletter The Martineau Society, February: 22-30.
Hill, Michael R. (1991) Harriet Martineau (1802-1876). In: Mary Jo Deegan (red.) Women in Sociology: a Bio-Bibliographical Sourcebook. Santa Barbara: Greenwood Press.
Hill, Michael R. en Susan Hoecker-Drysdale (red.) (2002) Harriet Martineau. Theoretical and Methodological Perspectives. London: Routledge.
Hobday, Stuart (2017) Encounters with Harriet Martineau – A Victorian living ahead of her time. London: Unbound.
Hoecker-Drysdale, Susan (2017) Harriet Martineau: sociologist at work. In: Valerie Sanders en Gaby Weiner (red.) Harriet Martineau and the Birth of Disciplines. London: Routledge, 84-100. Lash, Scott (2003) Reflexivity as Non-Linearity. Theory, Culture and Society, 20(2): 49-57.
Latour, Bruno (1987) Science in Action. How to follow scientists and engineers through society. Cambridge: Harvard University Press.
Lengermann, Patricia Madoo en Jill Niebrugge-Brantley (1997) The Women Founders: Sociology and Social Theory, 1830-1930. New York: McGraw-Hill.
Logan, Deborah A. (2010) Harriet Martineau, Victorian Imperialism and the Civilizing Mission. Farnham: Ashgate.
Logan, Deborah A. (2017) Harriet Martineau (1802-187): Autobiography, Biography, and Literary Legacies. In: B. Ayres (red.) Biographical Misrepresentations of British Women Writers. London: Palgrave Macmillan.
Martineau, Harriet (1989 [1838]) How to Observe Morals and Manners. With an introduction and analytical index by Michael R. Hill. Piscataway: Transaction.
Nyseth, Hollie, Sarah Shannon, Kia Heise en Suzy Maves Mcelrath (2011). Embedded Sociologists. Contexts, 10(2): 44-50.
Pickering, Mary (2009) Auguste Comte: an intellectual biography. Vol. 3. Cambridge: Cambridge University Press.
Sanders, Valerie en Gaby Weiner (red.) (2017) Harriet Martineau and the Birth of Disciplines. London: Routledge.
Smolenaars, Ellie (1999) Eerherstel voor een vrije reiziger. NRC Handelsblad, 26 juni: 51.
Smolenaars. Ellie (2017) De Sociale Kwestie in de 21ste eeuw en de ontdekking van soul in de sociologie. In: E. Sengers (red.) Sociaal Saamhorig Solidair: Rerum Novarum en de nieuwe sociale kwesties. Vogelenzang: Centrum voor de Sociale Leer van de Kerk, 59-70.
Spivak, Gayatri Chakravorty (1998 [1987]) In Other Worlds – Essays in cultural politics. London: Routledge.
*
Dit artikel is gebaseerd op het paper ‘What if Auguste Comte had translated Harriet Martineau’s early sociological work “How to Observe Morals and Manners”?’, gepresenteerd tijdens de conferentie van de Martineau Society, Londen, 24-27 juli 2018.
Met hartelijke dank aan de conferentiedeelnemers van de conferentie van de Martineau Society 2018 en redactieleden van Tijdschrift Sociologie voor hun waardevolle commentaren.
Dit essay is gepubliceerd in mei 2022 in het tijdschrift Sociologie (Tijdschrift Sociologie 3: 174-186) en daar vind je het in fraaie PdF-opmaak om te downloaden De PdF plaatste ik ook hier op Research Gate.
© de auteur(s) 2022 © CC BY NC ND 4.0 https://doi.org/10.38139/TS.2022.08