In Amerikaanse sociologie-handboeken verschenen eind twintigste eeuw voor het eerst vrouwelijke sociologen. In het oog sprong de herontdekking van Harriet Martineau. Zij bedreef rond 1835 een Science of Morals and Manners die meer dan anderhalve eeuw later een plaats krijgt in de geschiedschrijving van de sociologie.

‘Eerherstel voor een vrije reiziger – Harriet Martineau’. Onder deze titel is dit artikel, of longread, eerder verschenen onder de titel in: Het temperament van de Homo Sociologicus (2011) en in: NRC/Wetenschap & Onderwijs 26 juni 1999, p.3.

Sociologen dwepen dikwijls met klassieken. Grote werken van zonder uitzondering mannelijke auteurs. Nu het overgrote deel van de studenten sociologie vrouw is, rijst de vraag naar het bestaan van vrouwelijke klassieke sociologen. Die bestaan. Tien jaar geleden al herontdekte een kring van Amerikaanse en Canadese sociologen Harriet Martineau (1802-1876). Haar How to observe Morals and Manners (1838) werd opnieuw uitgebracht dankzij Michael Hill. Hill is medewerker van pionier in het onderzoek naar vrouwelijke sociaal-wetenschappers hoogleraar Mary Jo Deegan van de University of Nebraska-Lincoln. Daarnaast publiceerde Susan Hoecker-Drysdale in 1992 Martineau’s biografie. Hill en Hoecker-Drysdale stichtten de Harriet Martineau Sociological Society en publiceren Harriet Martineau: theoretical and methodological perspectives (in 2002).

Classical Sociology en Sociology

Hun inspanningen zijn niet vergeefs. De Britse Martineau is inmiddels doorgedrongen tot de Amerikaanse handboeken, zoals de tweede editie van George Ritzer’s Classical Sociology (1996) en de zesde editie van Sociology van Richard Schaefer en Robert Lamm (1998). Martineau krijgt hierin een plaats naast de grondleggers van de sociologie Comte en Saint-Simon. Ook vrouwen die later publiceerden, gelijk met Marx, Weber en Durkheim, worden herontdekt.
De vrouwelijke denkers maken geen entree, maar een rentree, betogen de Amerikaanse hoogleraren Patricia Lengermann en Jill Niebrugge in The Women Founders (1998). Vele vrouwelijke sociologen waren al tijdens hun leven bekende publieke figuren en werden gewaardeerd om hun sociale analyses. Harriet Martineau (1802-1876) was tot haar dood een prominent intellectueel in Engeland, Jane Addams (1860-1935) gaf in Chicago leiding aan een onderzoeksinstituut en was een nationaal bekend en gewaardeerd voorvechtster van rechten voor achtergestelde groepen. Marianne Weber (1870-1954) was een leidende figuur in de Duitse feministische beweging, organiseerde intellectuele salons, schreef artikelen over de juridische positie van vrouwen en publiceerde haar essays.

Wetenschappelijke autoriteit

Zo kreeg Marianne Weber op haar verzoek om toezending van boeken te horen van haar aankomend echtgenoot Max dat zij er beter aan deed zich meer met praktisch-huishoudelijke zaken te bemoeien

Ondanks hun publieke posities en werken verdwenen deze en andere vrouwen als auteurs uit de geschiedschrijving van de wetenschap. Martineau wordt nog voornamelijk herinnerd als vertaalster in het Engels van Auguste Comte’s Cours de Philosophie Positive, Addams wordt herinnerd als sociaal-werkster en Weber als echtgenoot en biograaf van Max Weber. Als onafhankelijke wetenschappelijke autoriteit haalden geen van deze en andere vrouwen tot voor kort de handboeken. Niet vanwege een gebrek aan inhoudelijke kwaliteiten, aldus de auteurs van The Women Founders Lengermann en Niebrugge, maar omdat zij niet als wetenschappelijke autoriteit werden erkend door hun mannelijke tijdgenoten en door mannelijke auteurs die overzichtswerken publiceerden. Zo kreeg Marianne Weber op haar verzoek om toezending van boeken te horen van haar aankomend echtgenoot Max dat zij er beter aan deed zich meer met praktisch-huishoudelijke zaken te bemoeien; Max bezat meer intellectuele talenten. Harriet Martineau werd dikwijls ingeprent dat haar vrouw-zijn een nadeel was bij het verrichten van onderzoek. In haar necrologie werd beschreven dat zij ‘mannelijke kwaliteiten’ bezat, zoals een liefde voor de waarheid.

Vrouwelijke denkers

Vrouwelijke denkers hadden het kortom moeilijk met het verwerven van autoriteit. De vraag is echter of nu met terugwerkende kracht de slinger doorschiet naar de andere kant; wordt om het vrouwelijk publiek tegemoet te komen niet ongenuanceerd ingespeeld op een come-back van vrouwelijke klassieken? Is herziening van de geschiedenis van de sociologie niet een misplaatste vorm van politieke correctheid?
George Ritzer, auteur van verschillende sociologische handboeken en verbonden aan de University of Maryland, ontkent dat opname van het werk van vrouwen misplaatst is. Hij kreeg naar eigen zeggen bijna louter positieve reacties op het vrouwen-hoofdstuk in Classical Sociology. De negatieve reacties betroffen het feit dat hij het hoofdstuk over vrouwen niet zelf had geschreven. Volgens Ritzer waren Lengermann en Niebrugge gewoonweg beter thuis in de materie. Grote winst van het nieuwe hoofdstuk is dat veellezers nu eindelijk kunnen kennismaken met het werk van vrouwelijke sociologen. Zij moeten zelf beslissen of het werk van vrouwen de moeite waard is of niet. Aldus Ritzer, die zelf het gedachtegoed van klassieke sociologen nauwelijks gebruikt omdat hij zich meer aangetrokken voelt tot post-moderne stromingen. Maar ook in de volgende editie van zijn Classical Sociology zullen de vrouwen weer van de partij zijn.

Pionier naast Comte en Saint-Simon

De komst van de vrouwelijke sociologen lijkt dus blijvend. Dat geldt zeker voor Martineau die een bijzondere plaats inneemt als pionier van een meer interpretatieve stroming in de sociologie. Met haar zoektocht naar manieren om samenlevingen systematisch en objectief te observeren lijkt zij zich te kunnen meten met Auguste Comte en Henri Saint-Simon. In empirisch onderzoek gaat het om tastbare en meetbare feiten, zo schrijft Martineau in How to Observe Morals and Manners (1838). Haar centrale methodologische stelregel is dat het in onderzoek gaat om de waarneming van dingen (Things) en pas in de tweede plaats om het commentaar van mensen op de dingen (Discourse). Indianen, zo schrijft zij ter illustratie, waren helemaal niet onder de indruk van de woorden van de blanken, zij waren onder de indruk van het zien van een stoomschip.

How to observe Morals and Manners biedt een handleiding wat en hoe te onderzoeken. Anders dan Emile Durkheim zestig jaar later meet Martineau sociale feiten niet in eerste instantie middels formele statistieken en verslagen, maar veel meer door alledaagse bezigheden in kaart te brengen: wat eten en drinken mensen; lezen of dansen ze; welke liederen zingen zij? Waar Durkheim zich richt op officiële zelfdodingsstatistieken, observeert en turft Martineau grafstenen, leest inscripties en observeert begraafplaatsbezoekers. Geen betere plaats dan de begraafplaats om te zien wat mensen het diepst in hun hart treft, aldus Martineau. Waarden als trouw en liefde, vrijgevigheid en moed nemen op grafstenen solide vormen aan.

Onpartijdige waarneming

Martineau bepleit onpartijdige waarneming. De reiziger, student of society, of observator – Martineau gebruikte de woorden sociologie of socioloog niet – moest zoveel mogelijk zonder vooroordeel systematisch waarnemen, niet te snel oordelen en niet geschokt zijn over andere gedragingen dan de zijne of hare. Een sociale ontmoeting is niet mislukt, zo schrijft ze, als de aanwezigen met hun vingers eten in plaats van met vorken. En de deur open laten staan is sociaal onaanvaardbaar in Groenland, maar hem sluiten is misdadig in een Hindoe-onderkomen. Ze geeft voorbeelden van de noodzaak tot een open geest en is teleurgesteld over de waarnemingen van vele reizigers die haar voorgingen; hun observaties zeggen waarschijnlijk meer over de observator dan over de geobserveerde, zo kritiseert zij.

Gedrag en moraal

De zoektocht naar onpartijdige observatie-methoden betekent echter niet dat gestreefd kan worden naar waarden-neutraliteit. In dit opzicht verschilt Martineau sterk van haar tijdgenoten Comte, Saint-Simon en Spencer die allen de sociale wetenschappen als objectieve wetenschap wilden modelleren naar de natuurwetenschappen. Volgens Martineau is de onderzoeker een moreel wezen dat met sympathie poogt te begrijpen wat anderen doen. Daarbij dient de waarnemer zo kritisch mogelijk te staan ten opzichte van morele gedragingen en onpartijdige evaluatie-instrumenten te ontwikkelen. Eén manier om dat te bewerkstelligen is de werkelijkheid confronteren met de principes die door de maatschappij zelf gedefinieerd zijn, ofwel de confrontatie van gedrag (manners) met moraal (morals). De uiteenlopende configuraties tussen gedrag en moraal zijn het subject van de sociologie.

Sociale verandering is het gevolg van anomalieën tussen gedrag en moraal.

In tegenstelling tot tijdgenoten als Comte, Saint-Simon en Spencer formuleert Martineau geen theorie waarin wordt voorspeld hoe volgens een uni-lineaire ontwikkeling de samenleving uitgroeit tot moderne industriële samenleving. Sociale verandering is het gevolg van anomalieën tussen gedrag en moraal. Diversiteit van samenlevingen maakt volgens Martineau dat dit niet kan worden verpakt in een alomvattende theorie, wel dat deze samenlevingen kunnen worden bestudeerd volgens een methode van aanpak die is gericht op het in kaart brengen van morals en manners.

De Amerikaanse samenleving

Haar theoretische uitgangspunten past Martineau toe in een studie van de Amerikaanse samenleving. Haar driedelig werk Society in America doet verslag van een twee jaar durende reis door de Verenigde Staten. Het werk is een mengeling van statistieken en verslagen, waarbij ooggetuigeverslagen worden afgewisseld met generalisaties. Haar analyses richt Martineau steeds in volgens de vraag hoe de situatie in de Verenigde Staten zich verhoudt tot de principes waarop zij is gefundeerd. Zij confronteert gedragingen met de moraal zoals neergelegd in de Onafhankelijkheidsverklaring – all men are created equal. Slavernij beschouwt Martineau als de grootste anomalie binnen de Amerikaanse samenleving. De principes van vrijheid en gelijkheid; het principe dat politieke leiders hun macht ontlenen aan toestemming van burgers en het principe van wederzijdse gerechtigheid zijn strijdig met wat Martineau waarneemt. De repressie van zwarten is wat de vreemdeling het meest treft, aldus Martineau die vele concrete situaties beschrijft. Een negerin die ontsnapt, een trap opvlucht, de kamerdeur barricadeert en uit het raam springt. Zwarte meisjes in New Orleans die worden opgevoed tot minnaressen voor blanke mannen. Martineau steekt haar betrokkenheid voor zwakkeren in de samenleving niet onder stoelen of banken. Voor de hedendaagse lezer van haar werk wringt dat wel eens met de idee van wetenschappelijke objectiviteit. Volgens Michael Hill is dat ten onrechte. Hill, de socioloog die Martineau’s werk tien jaar geleden nieuw leven inblies. Hill publiceert binnenkort zijn essay A methodological comparison of Harriet Martineau and Alexis de Tocqueville. Daarin concludeert hij dat haar werkwijze vele malen wetenschappelijker dan die van Alexis De Tocqueville, tijdgenoot en reiziger wiens Democracy in America tegelijk met Society in America verscheen, maar wiens reisverslag vele malen bekender is. De Tocqueville’s verslagen ogen objectief, zo stelt Hill, maar zijn bij nader inzien sterk ideologisch gekleurd. Martineau daarentegen spreekt haar sympathieën meer uit, expliciteert haar methodologische uitgangspunten en werkt systematisch haar lijst met sociale indicatoren af waarbij ze steeds relaties tussen moraal en gedrag analyseert. Haar observaties staan dichter bij mensen, verslaan vaker specifieke situaties en gesprekken.

Founding Sisters and Mothers

Haar aanpak hangt samen met haar achtergrond. Martineau was tevens schrijfster en journaliste. Zij schreef voor haar brood; nadat haar vader’s textielfabriek failliet ging en hij overleed moest Martineau meehelpen om het gezin draaiende te houden. In verband met haar handicap, een doofheid die later deels werd opgelost met een gehoorhoorn, werd besloten dat Harriet thuis zou werken. Zij kon kiezen tussen naaien of schrijven en koos voor het laatste. Ze publiceerde een succesvolle educatieve serie over politieke economie die beter verkocht dan Dickens en haar uit de financiële misère redde. Intussen liep haar verloving met een predikant stuk toen hij aan een zenuwinzinking bleek te lijden en werd opgenomen. Martineau, die toch al twijfelde aan de verbintenis, vroeg al haar brieven aan hem terug en verbrak alle contact. Haar ex-verloofde overleed en Martineau bleef de rest van haar leven overtuigd vrijgezel. Ze wijdde haar leven aan het schrijven. Zij is nog steeds bekender als Victoriaans literator dan als sociologe. Dat komt niet alleen omdat zij als vrouw geen toegang had tot de universiteit, maar ook omdat haar werk een type sociologie representeert met minder status. Zoals studentes vaker de minder harde benaderingen kiezen in hun vak, zo staan de Founding Sisters ook vaker een meer interpretatieve sociologie voor dan de Founding Fathers.

Grootmeesters

In Nederland is Martineau nauwelijks bekend. Mart-Jan de Jong van de Erasmus Universiteit, auteur van Grootmeesters van de Sociologie (eerste druk 1997), is zich bewust van een zekere spanning in het sociologie-onderwijs, waar de meerderheid van de studenten sociologie vrouw is, de meeste docenten man en alle sociologen in de boeken eveneens man. De Jong krijgt dikwijls de vraag of er geen klassieke vrouwelijke sociologen zijn, maar heeft dan niet direct een alternatief. Hij is onbekend met Martineau, maar verwacht wel dat in de komende eeuw vrouwelijke sociologen zich roeren en zullen worden opgenomen in de handboeken. De moeilijkheden die hij ondervindt bij de Engelse vertaling van de titel van zijn boek – ‘Grootmeesters van de Sociologie’ ziet hij als een teken aan de wand; het weinig sekse-neutrale ‘Masters of Sociology’ is voor zijn potentiële uitgever onbespreekbaar.
Johan Heilbron, ex-Universiteit van Amsterdam en in 1999 verbonden aan de Universiteit van Lille, is bekend met Martineau als vertaalster van Comte, maar kent haar eigen werk niet. Heilbron, bekend om zijn onderzoek naar de geschiedenis van de Franse sociologie, beschouwt de grotere belangstelling voor vrouwelijke sociologen niet als een vorm van politieke correctheid, maar als onderdeel van een sinds twintig jaar groeiende belangstelling voor de geschiedenis van de sociale wetenschappen. Er wordt steeds meer onderzoek verricht naar grote namen, naar vergeten richtingen, naar vrouwen. Dat wordt mede ingegeven door actuele strijdvragen en sociale bewegingen als de vrouwenbeweging. De canon past zich daarmee voortdurend aan, hoewel de samenstelling van de harde kern van Marx, Weber en Durkheim nog opvallend weinig verandert. Aldus Heilbron.

Publieke opinie als zelfcensuur

De Canadese en Amerikaanse Martineau-kenners veranderen daar voorlopig nog weinig aan, maar gooien met Martineau hoge ogen wanneer het gaat om vestiging van een sociologe binnen de eerste generatie sociologen Saint-Simon, Comte en Spencer. Rest de vraag hoe Martineau’s werk wordt verankerd in de sociologie-historie: als grondlegster van de sociologie naast Comte? Als grondlegster van de interpretatieve sociologie voor Weber? Als waarneemster van de dingen als feiten à la Durkheim? Of als kenner van de Amerikaanse maatschappij naast De Tocqueville?

Haar observaties van de Amerikaanse samenleving zijn nog scherp en fris. Zo constateert Martineau een opmerkelijke gevoeligheid van Amerikanen voor de publieke opinie, die volgens haar de morele onafhankelijkheid aantast. Ze ziet de angst voor publieke opinie als uiting van zelfcensuur en vraagt haar lezers wat de negatieve effecten zijn van de kracht van de publieke opinie op een goede man of vrouw in vergelijking met het leven in een voortdurende staat van alertheid. Dat is een actuele kwestie.

Ellie Smolenaars

Dit is een artikel uit mijn archief en is eerder verschenen onder de titel ‘Eerherstel voor een vrije reiziger – Harriet Martineau’ in: Het temperament van de Homo Sociologicus (2011) en in: NRC/Wetenschap & Onderwijs 26 juni 1999, p.3.